Galicië, land van hunebedden

Galicië, in het Noord-westen van Spanje -boven Portugal- is een streek waar vele sporen zijn aan te treffen van de prehistorie. Van het zg. 'Paleolthicum', of oude steentijd (vanaf 2,5 miljoen jaar v. Chr. tot na de laatste IJstijd, 12.500 v. Chr.), zijn resten van enkele nederzettingen aangetroffen, met gebruiksvoorwerpen vervaardigd uit steen. Van het 'Neolithicum' of de Nieuwe IJstijd, die ongeveer in 11.000 v. Chr. begon, zijn meer dan 10.000 hunebedden, in goede of slechte staat, terug te vinden.

Geschiedenis en gebruik van het hunebed
Een hunebed, of dolmen, is een steenkamer opgebouwd uit draagstenen, rechtopstaande stenen, die voor ongeveer tweederde onder de grond zijn begraven, en een platte deksteen, die op de draagstenen rust. De ruimte tussen de draagstenen werd oorspronkelijk opgevuld met kleinere stenen, stopstenen. Die zijn in de Middeleeuwen meestal weggehaald voor de bouw van huizen, kerken, etc. Verder werden ze 'afgemaakt' met aarde, met als resultaat een heuveltje dat in Spanje 'mamoa' (mama) wordt genoemd. In de Galicische taal, het 'galego' heet dat 'medoña', 'medorra' of 'medela'.

De ingang naar de steenkamer bevindt zich meestal aan de zuidkant. De hunebedden werden in Nederland, waar zulke gesteente niet voorkomt, waarschijnlijk gemaakt van zwerfstenen, die tijdens de IJstijden waren aangevoerd. In andere landen, en ook in Galicië, was dat lokale steen, die daarin de natuur aangetroffen wordt.

Hunebedden werden gebouwd van 3450 tot circa 3250 v. Chr., en waren grafkamers. Er worden dan ook vaak brandsporen in hun buurt aangetroffen. Het vuur speelde een rol bij de dodencultuur van de hunebedbouwers. De doden worden in gestrekte, zittende of in gehurkte houding bijgezet en vergezeld met grafgiften. Daarom heeft men in bijna alle hunebedden aardewerk en andere voorwerpen gevonden.

Helaas werden 80% van de hunebedden in Galicië gedurende de eeuwen, die volgden, geplunderd. Dit heeft te maken met legendes, die eromheen ontstonden, waarin verteld werd dat er goud van een mythologisch volk, de zg. 'Mouros' onder begraven lag.

De betekenis van de woorden 'hunebed' en 'dolmen'
Het woord 'dolmen' komt uit het bretons en betekent tafel van steen. Het wordt ontleend aan het Keltische 'taol, wat tafel betekent en 'maen' of 'men' wat steen betekent. In die tijd imeende men dat dolmens en menhirs Keltische cultuurelementen waren, wat later ontkracht werd. Het woord 'hunebed' is ouder. De Nederlandse historicus van Duitse afkomst, Johan Picardt (1600-1670), noemde hunebeden "steenhopen gebouwd door grouwsamen barbarische en wreede reusen, huynen, giganten". Dit was geheel in overeenstemming met de toenmalige bijbeluitleg die vertelde dat er vóór de Zondvloed reuzen op aarde waren. Picardt noemde de hunebedden 'steenhopen', maar de term 'huynen' zorgde ervoor dat in 1685 de Fries-Groningse dichteres Titia Brongersma (ca. 1600-ca.1700), die beroemd werd vanwege haar hunebed-onderzoek, de 'steenhoop' voor het eerst dan ook 'hunebed' noemde. In Galicië heet een hunebed 'dolmen' naar de bretonse versie van het woord.

De legendarische 'mouros'
Het Latijnse woord 'maurus', waar het galicische 'mouro' vandaan komt, vindt zijn oorsprong volgens de filoloog Isodoro Millán van het Keltisch 'mrvos'. Daaruit wordt de theorie ontleend dat 'mouros' een dodenvolk was. Volgens de legende waren het onderaardse schepselen, die leefden in tunnels onder de grond van het delven en smeden van goud (in Galicsich 'ouro'). Ze hadden een donkere huid (net als de latere 'moros', Spaans voor de moren in Spanje) en bezaten magische krachten. Ze deden obscure zaken met mensen in ruil voor hun goud, waarbij de mensen die dat goud verkregen verboden was om dat verder te vertellen, op straffe van dat het goud zou veranderen in steenkool.
De 'mouros' konden ook bewakers zijn van schatten, die dan onder een hunebed bewaard werd. Het bestaan van hunebedden en ook >>'castros' (oude ruïnes van Keltische nederzettingen) werden in vroegere tijden verklaard m.b.t. de 'mouros'. Er werd dan ook beweerd dat de 'mouros' een volk waren dat in oude tijden vocht tegen de bezetting van de Romeinen en later de Visigothen, maar uiteindelijk werd verdreven en hun schuilplaats onderaards vond.

Foto boven: Het hunebed van Axeitos (4000 v. Chr.)

'Queimada', magische drank

De 'Queimada' is een drank uit Galicië, die door velen een Keltische oorsprong toegeschreven wordt. Ze hoort bij een soort ritueel, waarmee traditioneel boze geesten en 'meigas' (heksen) geweerd moeten worden, maar ook om bv. vriendschapsbanden te versterken of een nieuwe levensperiode te beginnen (bv. op de dag waarop de zomer begint, 23 juni). Dit ritueel wordt veelal na een diner met familie of vrienden gedaan, zodra de nacht is gevallen, om een speciale saamhorige sfeer te scheppen.

'Queimada' wordt gemaakt van 'aguardiente' of 'orujo' (brandenwijn) en suiker, waaraan citroen- of sinaassappelschillen, en koffiebonen worden toegevoegd. In een aardenwerken schaal wordt dit mengsel door elkaar geroerd. Daarna wordt in een grote pollepel of soeplepel een deel van het mengsel aangestoken met vuur. Één van de aanwezigen is dan verantwoordelijk om die lepel bij het mengsel in de aardewerken pot te houden totdat ook die begint te branden, onder het opzeggen van magische spreuken.

Geschiedenis
Ondanks de Keltische herkomst, die populair verondersteld wordt, schijnt het historisch onmogelijk te zijn dat de traditie van de 'Queimada' verder teruggaat dan de Middeleeuwen. Een belangrijk bestanddeel ervan, nl. de brandenwijn kon nl. pas voor het eerst gemaakt worden in de twaalfde of dertiende eeuw dankzij een distilleerapparaat met deArabische naam 'alambique' of 'alquitara', dat toen uitgevonden werd. Hetzelfde geldt voor een onmisbaar ingrediënt als suiker, dat aanvankelijk in Spanje gewonnen werd van suikerriet en pas door de Moren op het Iberische schiereiland geïntroduceerd werd. Suikerbieten werden pas ingevoerd in de tijd van Napoleon.

Daarmee komen we dus eerder op een Middeleeuwse herkomst.

Hoe maak je een 'queimada'
Doe in een grote aardenwerken kom of schaal brandenwijn (dit kan ook rum of brandy zijn) en suiker, de laatste in een verhouding van 120 gram per liter vloeistof. Voeg daar  citroen- en/of sinaassappelschillen en koffiebonen aan toe (eventueel ook stukjes appel en druiven).

Met een grote, diepe lepel, waarin wat brandenwijn met suiker aangestoken wordt, brengen we het vuur over naar de aardenwerken schaal. Roer totdat de suiker geconsumeerd wordt.

Doe nu wat suiker in de lepel, zonder brandenwijn, en hou die boven de 'queimada' zodat het stroperig wordt. Roer door de vloeistof en wacht totdat de vlammen een blauwachtige kleur krijgen. Om echt een magische sfeer te scheppen, zeg daarbij spreuken op, eventueel zelfbedachte.

Drink de 'queimada' heet.

'Esconxuro'
De zg. 'exconxuro', de traditionele spreuk, die bij de 'queimada' hoort, wordt in het 'galiego' (de eigen taal die in Galicië gesproken wordt) gereticeerd, volgens de traditie dus om boze geesten en heksen te weren. Inmiddels zijn daar allerlei varianten op, maar de meest voorkomende is:

Mouchos, coruxas, sapos e bruxas;
demos, trasnos e diaños;
espíritos das neboadas veigas,
corvos, pintegas e meigas;
rabo ergueito de gato negro
e todos os feitizos das menciñeiras...

Podres cañotas furadas,
fogar de vermes e alimañas,
lume da Santa Compaña,
mal de ollo, negros meigallos;
cheiro dos mortos, tronos e raios;
fuciño de sátiro e pé de coello;
ladrar de raposo, rabiño de martuxa,
oubeo de can, pregoeiro da morte...

Pecadora lingua de mala muller
casada cun home vello;
Averno de Satán e Belcebú,
lume de cadáveres ardentes,
lumes fatuos da noite de San Silvestre,
corpos mutilados dos indecentes,
e peidos dos infernais cus...

Bruar da mar embravecida,
agoiro de naufraxios,
barriga machorra de muller ceibe,
miañar de gatos que andan á xaneira,
guedella porca de cabra mal parida
e cornos retortos de castrón...

Con este cazo
levantarei as chamas deste lume
que se asemella ao do inferno
e as meigas ficarán purificadas
de tódalas súas maldades.
Algunhas fuxirán
a cabalo das súas escobas
para iren se asulagar
no mar de Fisterra.

Ouvide! Escoitade estos ruxidos...!
Son as bruxas que están a purificarse
nestas chamas espiritosas...
E cando este gorentoso brebaxe
baixe polas nosas gorxas,
tamen todos nós quedaremos libres
dos males da nosa alma
e de todo embruxamento.

Forzas do ar, terra, mar e lume!
a vós fago esta chamada:
se é verdade que tendes máis poder
ca humana xente,
limpade de maldades a nosa terra
e facede que aquí e agora
os espiritos dos amigos ausentes compartan con nós esta queimada.

Pontevedra, romaanse binnenstad

Pontevedra is sinds 1833, toen Galicië in vier provincies werd verdeeld, hoofdstad van de gelijknamige provincie. Daarvoor was het tot halverwege de 17de eeuw een florerende handelsstad, wat terug te zien is in en rijkdom aan romaanse en gotische architectuur in het historisch centrum, waaronder de basiliek van Santa María en de resten van het klooster van Santo Domingo. Daarna brokkelde het economisch belang van de stad langzaam af.

Volgens een legende zou de stad rond 1200 v. C. zijn gesticht door Teukros, een held uit de Trojaanse Oorlog. Archeologisch onderzoek kan echter geen menselijke aanwezigheid van voor Romeinse tijd aantonen. De naam van de stad komt van het Latijn, 'Pons Vetus', en betekent oude brug.

Handelsrechten
In de Middeleeuwen gaf koning Ferdinand II van León (1137-1188) de stad speciale handelsrechten, waardoor Pontevedra een economische bloei doormaakte. Er werden o.a bruggen en wegen gebouwd. Hendrik IV van Castilië verleende de stad ca. drie eeuwen later het recht tot het houden van een 30-daagse markt. Deze vond plaats op de Plaza de la Herrería. Pontevedra werd daarna een van de belangrijkste steden van Galicië. Er wordt zelfs beweerd dat Columbus zijn eerste schip, de 'Santa Maria', er liet bouwen. Daar is echter geen enkel bewijs voor gevonden.

Tussen de 19de en de 20ste eeuw werd Pontevedra de basis van een nationalistische beweging, het 'Galeguismo', en werd daardoor cultureel van belang. In 1931 werd de 'Partido Galeguista' opgericht. Tijdens de dictatuur (1939-1975) was die verboden.

In de jaren 60 leefde de stad weer op dankzij de vestiging van industrie. Na de dictatuur en de overgang naar de democratie werden dankzij subsidies van de E.U. veel historische monumenten hersteld, waardoor de stad aantrekkelijk werd voor toeristen. Daarnaast opende de universiteit van Vigo er enkele dependances van zijn faculteiten.

Fietspaden
Ook wordt er in de stad geïnvesteerd in de fiets als vervoermiddel. Er bevinden zich afgescheiden fietspaden, die eventuele ongelukken voorkomen en in bijna het gehele centrum mag een auto slechts 30 km/u rijden.

Bezienswaardigheden
- De 'Barrio Alto', de oude binnenstad met smalle straten en door arcaden omsloten pleinen met kleurrijke winkeltjes, gezellige restaurants en bloemrijke 'patio's'.
- De 'Iglesia de San Francisco' (Sint Franciscus kerk) dateert uit de 13de eeuw en werd ooit gesticht door de dichter-admiraal Gómez Charino. Het staat aan het meest centrale plein van de stad, de 'Plaza de Orense'.
- De 'Basilica de Santa Maria la Mayor' (Grote Maria basiliek), gebouwd tussen 1520 en 1559. De platereske façade is vervaardigd door Corniellis de Holanda, een Hollandse of Vlaamse beeldhouwer die in de regio meerdere werken achterliet.
- Het 'Convento de Santo Domingo' (Sint Domenicus klooster) is nu een klein historisch museum met een collectie Galicische hoogkruizen.
- Het 'Museo Provincial' (Provinciaal Museum) geeft een goed beeld van de geschiedenis van de regio Galicië. Het museum is ondergebracht in een 18de eeuwse herenhuis aan de elegante 'Plaza de la Leña'.
- Het 'Museo del Arte Celta', museum van Keltische kunst.

Omgeving
Verder zijn er in de omgeving van de stad kleinere meer toeristische plaatsen als Sanxenxo, Cambados en O Grove. Combarro is een typisch vissersdorpje, wat zeker de moeite van een bezoek waard is. Het Nationaal park >>'Illas Atlanticas' maakt ook deel uit van de provincie Pontevedra, en is vanaf Vigo, Cangas, Bueu of Baiona met een ferry te bereiken.

De Portugese weg van de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela loopt vanuit Portugal via Tui en Pontevedra tot aan Santiago de Compostela.

'Grelos', 'berza' en 'lacón', producten van Galicië

'Grelos', 'berza en 'lacón' zijn typische producten, die we veelvuldig aantreffen in de keuken van Galicië, alsmede in andere streken in het noorden van Spanje.

Grelos
Het gaat hier om scheuten van de raap (raapstelen of bladmoes), familie van de Chinese kool. Het kan eventueel door witte kool vervangen worden.

Berza
Ook 'berza' is een koolsoort, dikker en vleziger dan ´grelos' dat wat lijkt op onze boerenkool. Het zou er dan ook eventueel door kunnen vervangen worden wanneer we in recepten ermee geconfronteerd worden en niet weten hoe we eraan zouden kunnen komen.

Lacón
Lacón is een gepekelde en gedroogde ham van de voorpoten van een varken, dar niet ouder was dan 6 maanden en niet zwaarder was dan 90 kilo. Dit proces duurt niet langer dan 35 dagen, waardoor het resultaat heel anders is dan bij serranoham. Het kan eventueel vervangen worden door 'codillo' (Eisbein).

'Pote gallego', con grelos en lacón

Ingrediënten: (voor 4-6 personen) 500 g stoofvlees, 600 g aardappelen, 500 g tuin- of witte bonen, 2 hele chorizos, 2 wortels, 1 l bouillon, blikje tomatenpuree, 500 g 'grelos'* (of 1 witte kool), 4 tenen knoflook, 1 stuk 'lacón'**, 3 uien, 3 kruidnagels, 3 laurierblaadjes, komijn (naar smaak), nootmuskaat (naar smaak), paprikapoeder (naar smaak), 2 eetlepels bloem

Bereidingswijze: 
Laat de bonen 12 uur in de week. Maak de bouillon.

Snij de geschilde aardappelen in partjes.Snij en was de 'grelos'. Hak de uien, wortels en knoflook fijn. Meng de bloem en 4 eetlepels lauw water. Was de bonen.

Fruit de knoflook en de uien in een grote diepe pan met een flinke scheut olijfolie. Doe daar het vlees bij en wat zout en bak dat ongeveer 5-8 minuten op een hoog vuur aan. Voeg nu de bouillon, bonen, tomatenpuree en 'lacón' aan toe. Doe er ook laurier, kruidnagels, komijn, nootmuskaat en paprikapoeder bij.

Breng het aan de kook en roer er het bloemmengsel door heen. Zet het vuur dan weer laag en laat 1,5 tot 2 uur sudderen. Roer het af en toe. Voeg dan de aardappelen, bonen en de chorizo toe en laat nog eens 10 minuten doorkoken. Voeg dan de 'grelos' toe.

Controleer zo nu en dan of het vlees en de bonen gaar zijn. Zet het vuur eventueel wat hoger.

Laat na afloop alles nog een minuut of 10-15 staan. Serveer met een frisse salade en brood.

Recepten: heek met knoflook-paprikasaus (merluza a la gallega)

Ingrediënten: 1,5 kilo verse heek (met kop), 2 uien, 8 aardappelen, 7 teentjes knoflook, 1 theelepels paprikapoeder, 2 laurierblaadjes, grof zout, 150 ml extra vierge olijfolie

Bereidingswijze: 
Reinig de heek, snij de kop eraf en bewaar die. Snij de rest in plakjes en breng op smaak met zout.

Schil de uien en snij in vieren. Schil ook de knoflook en snij in plakjes.

Breng nu in een grote pan water met laurier, uien en een handvol zout aan de kook. Schil ondertussen de we aardappels. In Galicië werden vroeger de aardappelen in de schil en in twee stukken gesneden gekookt. Voor dit gerecht schillen we echter de aardappelen omdat de schil het witte vlees van de heek kan bevlekken. Snij de aardappelen in twee stukken.

Kook nu 10-12 minuten in de pan. Zorg ervoor dat ze niet uit elkaar vallen. Steek erin met een vork om te zien of ze gaar zijn.

Voeg nu de stukken heek toe laat ze op op een laag vuur ongeveer 5 tot 8 minuten meekoken. Schenk er dan een half glas koud water bij, haal van het vuur en laat vijf minuten staan.

Doe de olijfolie in een pan en fruit daarin de knoflook tot die goudbruin is geworden. Haal van het vuur en laat de olie even afkoelen alvorens de paprikapoeder erbij te doen. Roer goed door en laat het staan. De paprikapoeder zakt nu naar de bodem zodat de olie schoon en volledig transparant is.

Laat de vis uitlekken en leg in een kom op de aardappelen. Giet de knoflook-paprikasaus eroverheen.

Recepten: Witte bonensoep uit Galicié

'Caldo gallego' is een bonensoep, die in Galicië origineel wordt bereid met 'berza', een koolsoort, die in Nederland niet te vinden is. Als alternatief kunnen we echter boerenkool of zelfs witte kool gebruiken.

Ingrediënten: 500 g. gedroogde witte bonen, 2 teentjes knoflook, 2 theelepels pikante pimentón (paprikapoeder), blokjes voor 500 g. rundersoepvlees, 1 runderschenkel, 1 eetlepel olijfolie, 100 g. dikgesneden serranoham, 100 g. dikgesneden bacon, 1 grote prei, 250 g. boerenkool (of anders witte kool), 3 aardappels, 100 g. chorizo, zout en peper

Bereidingswijze: 
Zet de bonen een nacht in de week. Spoel ze daarna goed af en laat uitdruppelen in een vergiet.

Verhit de olie in het steelpannetje en fruit hier zachtjes de heel fijngesneden knoflook in. Laat niet verkleuren. Doe het vuur uit en voeg de paprikapoederen 2 eetlepels water toe. Roer dit goed door en laat even staan.

Doe de bonen, het rundvlees, de schenkel, de ham en bacon in blokjes, de prei in ringen gesneden en het knoflookmengsel in een grote soeppan en voeg 2 liter water en de blokjes toe. Breng zo aan de kook. Zet dan het vuur lager en laat ongeveer twee en een half uur zachtjes sudderen totdat het vlees en de bonen gaar zijn.

Voeg dan de grofgesneden kool, aardappelen, chorizo in blokjes gesneden en wat zout toe. Laat zo nog eens een half uurtje zachtjes door koken. Roer af en toe door.

Haal de schenkel uit de soep, zet het vuur uit en laat ongeveer een kwartiert staan.

Serveer met brood en een krachtige rode wijn.

La Coruña, het einde van de wereld

Toen de troepen van Julius Caesar in 62 v. C. de plek bereikten, waar het huidige La Coruña ligt, moeten ze het ervaren hebben als het einde van de wereld. Hier hield het land op en begon een oneindige zee. Misschien daarom dat de berg, waarop ze een vuurtoren bouwden, die nog altijd in werking is, later bekend werd als de 'Monte de San Pedro', doelend op de heilige, die volgens de christenen de hemelpoort bewaakt.

La Coruña ligt in het uiterste noordwesten van Spanje, ten noorden ook van Santiago de Compostela, de hoofdstad van Galicië en bekend van de beroemde >>pelgrimsweg, die erheen leidt. Dankzij een bloeiende industrie, die voornamelijk is gericht op de visserij, navigatie en koelingssysstemen voor het transport van vis en zeevruchten, is het het economisch centrum van de regio.

Visvangst en scheepvaart is voor de stad altijd van groot belang geweest. Dat valt en bezoeker direct op wannneer hij over de langste promenade van Europa langs de zee wandelt. Ze is dan ook door de eeuwen heen -al sinds Romeinse tijd- altijd een belangrijke zeehaven geweest, die gebruikt werd als toevoer naar de rest van het Spaanse land. Het was waar produkten als cacaobonen uit de Nieuwe wereld en thee uit Azië het land binnenkwamen.

Oorsprong van de naam 'La Coruña'
Onder de Romeinse overheersing werd de stad aanvankelijk Brigantium genoemd. Later moet de naam 'Caronium' zijn opgekomen, waar de naam 'Coruña' uiteindelijk vandaan komt. In de 7de eeuw werd die naam verbasterd tot 'Crunia' en in 1262 tot 'La Crunia'. De stap naar 'La Coruña' zou weldra volgen. In het de Galicische taal, waarin het lidwoord 'la' wordt vertaald als 'a', zou dat 'A Coruña' worden, de officiële naam van de stad en sinds 1983 van de gelijknamige provincie. In de volksmond heeft men het vaak simpelweg over 'Coruña'.

De eerste echte bewoners van La Coruña en haar directe omgeving waren de Keltische Ártabros, één van de volkeren die ongeveer 2500 jaar geleden Spanje en Portugal bewoonden. Hun antieke natuurreligie vindt hier nog altijd -naast het katholicisme- een grote aanhang, wat niet zo vreemd is in zo'n ruige omgeving, waar de natuurelementen nog steeds de dienst uitmaken. Om de natuur in balans te houden en gebruik te kunnen/mogen maken van diens krachten moet je die in ere houden. Dat wordt er van ouder op kind doorgegeven.

In de 8ste eeuw werd een groot deel van Spanje veroverd door de Moren. Het is niet bekend of ze ook in Galicië hebben bereikt. Er zijn in elk geval geen archeologische vondsten gedaan. Maar mocht dat dat het geval zijn geweest dan hebben ze er maar zeer kort standgehouden. Tijdens de 'reconquista', de geleidelijke herovering door de christenen, zou Galicië uiteindelijk eerst een deel worden van het koninkrijk León en daarna -vanaf de 11de eeuw- van het koninkrijk Castilië.

Stadsrechten
In 1446 kreeg La Coruña officiële stadsrechten van koning Juan II van Castilië. In de 16de eeuw, de Gouden Eeuw van Spanje, werd onder Karel V het zg 'Casa de Contratación' in de stad gebouwd, het toekomstige administratieve hoofdkantoor voor de handel van kruiden en specerijen uit de Nieuwe Wereld. Later werd het 'Castillo de San Antón' er omheen gebouwd.

Na het hopeloze verlies in 1588 van de onoverwinnelijk geachte 'Armada' kwam er een jaar later een Engelse wraakactie onder leiding van Francis Drake. Een aanval op La Coruña kon maar tenauwernood worden afgeslagen, mede dankzij de moed een slagersvrouw, María Pita (1565-1643). Toch wisten de Engelsen het klooster van Santo Domingo, de vissershaven, en de wijk ‘Santo Tomás’ nog te verwoesten. Op een plein, dat haar naam draagt, staat een standbeeld van deze volksheldin.

In 1808 werd de stad opnieuw aangevallen, ditmaal door de Fransen. Die werden echter op 16 januari 1809 bij Elviña verslagen en daarna verdreven. Tijdens die slag sneuvelde de Engelse generaal John Moore, die in het 'Jardín de San Carlos' te La Coruña zou worden begraven.

Door de vele geldverslindende oorlogen, die Spanje gevoerd had toen het nog een wereldmacht was, had La Coruña de eeuwen daarop met een economische recessie te maken gekregen. Aan het begin van de 20ste eeuw kwam daar echter verandering in. De stad werd geïndustrialiseerd en begon zich aanzienlijk uit te breiden, iets wat tot op de dag van vandaag nog steeds aan de gang is.

Pablo Picasso
Velen weten dat de wereldberoemde Spaanse schilder Pablo Picasso (1881-1973) in Málaga werd geboren en later in Barcelona opgroeide. Maar weinige zijn ervan op de hoogte dat hij tijdens zijn jeugd ook enkele jaren in La Coruña heeft gewoond, namelijk van zijn tiende tot zijn veertiende levensjaar.

Bezienswaardigheden:
- Castillo de San Antón: Tijdens de aanval van de Engelsen in 1589 speelde dit 16de eeuws kasteel een grote rol bij de verdediging, ondanks dat het toen nog niet helemaal voltooid was.
- Castro de Elviña: Overblijfselen van een Keltisch dorpje dat bewoond moet zijn geweest tussen de derde eeuw voor Christus tot de zesde eeuw na Christus.
- Convento de Santo Domingo: Barok klooster uit de 17de eeuw, gebouwd na de vernietiging van een voorganger door de Engelsen in 1589.
- Iglesia Santa María del Campo: Romaanse kerk uit de tweede helft van de 12de eeuw.
- Iglesia de Santiago: Romaanse kerk uit de tweede helft van de 12de eeuw.
- Jardín de San Carlos: Oorspronkelijikm gebouwd als fort in de 14de eeuw, totdat het in de 16de eeuw verbinding vond met de stad. In de 18de eeuw werd het een park, waar o.a. het graf van de Engelse generaal John Moore te vinden is.
- Palacio Municipal de María Pita: Een modernistisch gebouw uit de eerste jaren van de 20ste eeuw. In 1927 werd het officiëel geopend door de toenmalige koning Alfonso XIII.
- Plaza de las Bárbaras: Plein in de oude stad (zie foto hiernaast).
- Toren van Hercules: Romeinse >>vuurtoren uit de eerste eeuw van onze jaartelling.

Foto's: (van boven naar beneden) Haven van La Coruña; Castro de Elviña; Gevel van het huis en museum van Picasso; Plaza de Bárbaras

De toren van Hercules, bijna twee millenia in weer en wind

In de Romeinse tijd was Brigantium, in het noordwesten van het huidige Spanje, een belangrijke handelshaven. In de buurt werden tin, zilver en goud gedolven en naar deze stad gebracht om daar ingescheept te worden. In de eerste eeuw na Christus werd er een vuurtoren gebouwd, die schippers ook bij nacht een goede in- en uitvaart moest geven. Die vuurtoren bestaat nog steeds en is ons bekend als de Toren van Hercules. De stad, waar hij nog altijd staat -zij het inmiddels als ruïne-, heet tegenwoordig La Coruña, of in het Galicisch 'A Coruña'.

De toren bestaat hoofdzakelijk uit blokken rood en grijs graniet. Waarschijnlijk had hij een vierkante kern van zo'n 10 x 10 meter en 30 meter hoog, waaromheen een buitenmuur was gebouwd, en een totale hoogte van 68 meter. Tussen de kern en de buitenmuur moet een soort wenteltrap zijn geweest. Lastdieren, bepakt met brandstof, konden zo opnder welke omstandigheden dan ook naar boven worden geleid. Er waren drie verdiepingen -waarvan één op de begane grond- verdeeld in vier ruimtes met een stenen gewelf. In sommige ruimten waren vensters aangebracht, waarvan enkele nog zichtbaar zijn.

Geschiedenis
Gezien archeologische vondsten -stukken gestempeld aardewerk en vazen uit die periode- moet de toren van Hercules zijn gebouwd onder heerschappij van de Romeinse keizers Nero en Vespasianus. Een Latijnse inscriptie vlakbij de vuurtoren, waarin ene Gaius Sevius Lupus uit Aeminium (het huidige Coimbra) 'architectus' wordt genoemd, doet vermoeden dat hij degene moet zijn, die de vuurtoren heeft gebouwd. Echt duidelijk is dat echter niet. De oudste vermelding van de toren treffen we aan in de 'Historiae adversvm Paganos' uit vijfde eeuw, van de christelijke geschiedschrijver Paulo Orosio.

Na de Romeinse overheersing verloor de toren zijn functie als vuurtoren. Vanwege zijn gunstige ligging  en zijn solide bouw bleef hij in gebruik als vesting. Omdat hij een gewild bezit was wisselden eigenaren elkaar veelvuldig af.

Een eerste afbeelding van de toren is te vinden op een wereldkaart uit 1086 (zie rechts), die hoort bij een commentaar van de Spaanse monnik Beatus van Liébana uit de achtste eeuw. Daarin wordt een groene toren met een okergele koepel (aangeduid als 'faro' i.e. vuurtoren) afgebeeld in 'Gallecia' (Galicië).

In 1682 gaf de hertog van Uceda opdracht aan de architect Amaro Antune voor de restauratie van de toren. Die bouwde een houten trap, die een verbinding maakte tussen de gewelven en het bovenste deel waar zich twee kleine torens bevonden, die als steun fungeerden voor het lichtbaken. De restauratie werd in 1791 onder de leiding van Eustaquio Giannini voltooid. Binnenin de toren bleef de oude Romeinse structuur bewaard.

Mythische overlevering
Volgens een legende heeft Hercules op de plek waar de toren staat het hoofd van koning Gerion begraven. Deze reus had zijn onderdanen verplicht om de helft van hun bezittingen en van hun kinderen aan hem te overhandigen, waarop de hulp van Hercules ingeroepen werd. De held doodde daarna de reus in een gigantisch gevecht, waarna hij een grafheuvel bouwde, bekroond met een grote fakkel. Bij deze heuvel stichtte hij ook een stad en omdat de eerste persoon die in de stad kwam een vrouw was met de naam Coruña gaf hij deze naam aan de stad.

Deze versie is een Romeinse erfenis van de Fenicische cultuur. Hercules was eerder ook een Fenicische held, onder de naam Melkart. In de tijd dat dit volk uit Kanaän handel dreef met de lokale bevolking heette La Coruña vermoedelijk Caronium. Deze legende zou kunnen duiden op het geloof dat de Toren van Hercules deel uit maakte van een mytische route vanaf Cornwall en de Britse eilanden tot aan Cádiz, waar een tempel gewijd aan melkart stond, en Carthago.

De Toren van Hercules is de oudste nog werkende vuurtoren ter wereld en de op één na hoogste van Spanje, na die van Chipiona (Cádiz). Hij is op 24 mijl afstand zichtbaar. Op 27 juni 2009 werd hij door de Unesco opgenomen op de lijst van het >>Werelderfgoed.

'Rapa das Bestas', het feest van de wilde paarden

Ieder jaar wordt op de eerste zaterdag, zondag en maandag van juli in San Lorenzo de Sabucedo (een dorpje van zo'n 200 inwoners binnen de gemeente La Estrada) de zg. 'Rapa das Bestas' gehouden. Tijdens dit feest worden half wilde paarden samengedreven in een zg. 'curro' (kraal) om er de manen en de staarten van te knippen.

Het gaat erom de paarden in het nabije berggebied te verzamelen en naar het dorp te brengen, waar het in de kraal wordt gedreven. Daar moeten de zg. 'aloitadores' de paarden op de knieën krijgen om ze te knippen en te voorzien van een brandmerk -tegenwoordig een microchip. De 'aloitadores' mogen daarbij slechts hun lichamelijke kracht en vaardigheid gebruiken.

Tijdens het feest gebruikt men het zg. 'Caballo de pura raza gallega' (de Galicische pony), waarvan men ongeveer 600 stuks verdeeld over 14 kuddes het gehele jaar vrij laat rondlopen over een berggebied van meer dan 200 km².  De merries worden daarbij 'bestas' genoemd en de hengsten 'garañones'. Aan het naar beneden brengen van de paarden wordt door honderden mensen, die uit heel Galicië zijn toegstroomd, deelgenomen.

Volgens een antropologische studie markeert het feest een symbolische overgang van kind naar jongeman. In 2007 werd het feest door de Spaanse regering tot Internationaal Toeristisch Belang verklaard.

Andere plaatsen
Het feest wordt ook in andere plaatsen in Galicië gehouden, maar heeft in Sabucedo zo zijn geheel eigen kenmerken. Zo gebrukt men in Sabucedo geen touwen, stokken of andere hulpmiddelen waarmee het paard in zijn vrijheid van beweging beperkt kan worden. Een andere traditie binnen de traditie van de 'Rapa das Bestas' in Sabucedo is dat de vroeg in de ochtend van de zaterdag - voordat men de bergen ingaat- een mis opdraagt aan San Lorenzo, de patroonheilige van het stadje. Daarin wordt gebeden opdat er tijden het feest geen ongevallen of ongelukken mogen gebeuren.

In andere plaatsen wordt het dan ook niet onder de bekende naam 'Rapa das Bestas' gehouden, maar onder het meer algemene 'curros'.

De gemeente La Estrada is een zusterstad van Almonte, in de provincie Huelva. Daar heeft men een vergelijkbaar feest, de 'Saca de las Yeguas'.

Gevulde kapoen, traditioneel kerstgerecht in Galicië

Een kapoen is een haan, die is gecastreerd werd voordat hij seksueel volwassenheid kon worden. Na de castratie werd hij minimaal 77 dagen vetgemest. Daardoor heeft hij veel buikspek, wat het gekookte vlees een speciale malsheid geeft. Hij weegt ongeveer drie kilo.

In Galicië, en ook in Catalonië, wordt kapoen traditioneel met de kerst gegeten. Beroemd zijn de kapoenen van Villalba (Lugo-Galicië) en Valls (Tarragona-Catalonië). In het laatste stadje worden ze op de zaterdag voor de kerst op de markt aangeboden.

Ingrediënten: (8 personen) 1 halfgrote kapoen, 1/4 kilo gehakt, 1/4 Kg. verse spek, de lever van kapoen, 8 pruimen, 100 g pijnboompitten, 4 appels (bv. reinetten). 100 g druiven of rozijnen, broodkruimels, 4 eieren, 2 grote uien, 6 wortelen, 1/2 liter witte wijn, 1 bol knoflook, salie, gehakte peterselie, tijm, 150 g varkensvet, zout en witte peper.

Bereidingswijze:
Mix een dag van te voren met een staafmixer of blender de knoflook, het spek, de kruiden, zout en peper en marineer de kapoen in dat megsel.

Schil de appels en snij ze in stukjes. Klop de eieren en meng ze met de appels, het gehakt, de fijngesneden lever, pruimen, druiven of rozijnen, pijnboompitten en broodkruimels. Maak hiervan een homogene massa.

Vul de kapoen met dit mengsel en naai dicht. Zorg ervoor dat de poten en de vleugels tegen het lijf aan blijven zitten zodat niets kan wegglijden. Doe de kapoen nu in een grote pan met olie, prik in het buikvet en bak aan alle kanten goed bruin. Haal uit de pan en zet apart.

Hak de uien en snij de wortelen in plakjes.

Bak nu in het vet dat in de pan is achtergebleven de uien en wortelen. Wanneer ze gaar worden leg de kapoen erin terug. Voeg de witte wijn eraan toe en laat gedurende 2 uur sudderen. Draai zo nu en dan om. Zorg ervoor dat de kapoen niet droog wordt. Mocht het nodig zijn voeg meer wijn of anders water toe.

Serveer met aardappelpuree en kool, geglazuurde kastanjes of gebakken appels.

Islas Atlánticas, Caribe van Galicië

In 2002 werden de eilandengroepen Cíes, Onza, en eilanden Sálvora en Cortegada aan de westkust van Galicië uitgeroepen tot het Nationaal Park Islas Atlánticas. Het zee- en landecosysteem omvat een gebied van 1200 hectare land en 7200 hectare zeegebied met hrote biodiversiteit. Het bezit ondermeer een laurierbos, meer dan 200 soorten zeewier, vele schelpdieren, koralen en anemonen, en de grootste Spaanse kolonie van geelpootmeeuwen en van kuifaalscholvers.

Het park bevat de volgende eilanden:

De archipel van Ons
Het gaat hier om de eilanden Ons, Onza en Onzeta en enkele kleinere rotsen waaronder El Corveiro, allen liggend in de monding van de rivier Pontevedra (Rías Baixas). Het eiland Ons is het grootste van de archipel. In het zomerseizoen zijn er trips mogelijk vanuit de havens van Marín, Cangas, Bueu, Sangenjo en Portonovo.

De archipel van Cies
Deze eilandengroep bestaat uit Monteagudo of 'Illa Norte', 'Isla Do Faro' of 'Illa do Medio' en San Martiñof of 'Illa Sur' liggend in de monding van de rivier Vigo. De eerste twee zijn met elkaar verbonden door een golfbreker. In februari 2007 riep de Britse krant 'The Guardian' het 'Praia de Rodas' (strand van Rodas) op het eiland Monteagudo uit tot het mooiste strand ter wereld. De stranden op deze eilanden doen dan ook vanwege hun blankheid denken aan de stranden van de Caribe, maar dan onder andere klimaatcondities.

De eilanden maken deel uit van de gemeente Vigo (Rías Baixas). Er o.a. zijn trips mogelijk vanuit de haven van Vigo.

Het eiland Cortegada
Cortegada is het grootste eiland van een archipel waar weer ook andere groepen van eilanden deel uit van maken, waaronder de Malveiras en de Briñas. Het ligt in de rivier Arosa in provincie Pontevedra.

Het eiland Sálvora
Sálvora is een eiland dat bestaat uit rotsen en drie kleine stranden met wit, fijn zand, dat ligt in de monding van de rivier Arosa. Het eiland heeft een oppervlakte van 190 ha en het hoogste punt is 71 meter boven zeeniveau.

Geschiedenis
Dankzij archeologisch onderzoek weten we dat de mens sinds de IJzertijd op de eilanden aanwezig moet zijn geweest. Ook in de Romeinse tijd moet er activiteit zijn geweest, gezien vondsten van aardewerk. In de Middeleeuwen waren de eilanden bewoond door verschillende kloosterorden. De eilanden waren dan ook eigendom van de kerk.

Enkele malen was er sprake van indringers op de eilanden, die er invasies van de kusten van Galicië op voorbereidden. Na de Middeleeuwen waren de eilanden bewoond totdat in de 18de eeuw invallen van piraten de inwoners dwongen om de eilanden te verlaten.

In 1980 werden de eilandengroep Cies een natuurpark met een speciale zone voor vogelbescherming.

Op 13 juni 2002 werd het gebied uiteindelijk dan Nationaal Park, wat de hoogste beschermingsstatus van Spanje is. Nog geen zes maanden later zonk de petroleumtanker 'Prestige' voor de kusten van de Galicië waardoor de kusten van de eilanden (en vele van het vasteland) zwaar werden bevuild. Het eiland Cortegada werd daarvan gevrijwaard.

Natuur
Op de zeebodem rond de eilanden treffen we een grote variëteit aan vissen, weekdieren en schaaldieren aan, evenals verschillende soorten dolfijnen. Er bevinden zich tevens 200 soorten algen, sommige in enorme onderzeese bossen. Op de eilanden zelf groeien maar liefs 400 soorten planten, waarvan het laurierbos op Cortegada het meest in het oog springt. Het is het grootste laurierbos in Europa.

Het is niet te verwonderen dat er op de eilanden grote aantallen vogels aanwezig, waarvan vele die elders bijna verdwenen zijn, zoals de kleine mantelmeeuw en de drieteenmeeuw.

De toekomst van het park
Het is de bedoeling dat de eilandengroepen Sisargas en Lobeiras en het eiland Tambo in de toekomst ook deel gaan uitmaken van het park.

De eerstgenoemde maken deel uit van de gemeente Malpica, in de buurt van de Costa de la Muerte. De archipel telt drie grotere eilanden, Sisarga Grande, Malante en Sisarga Chica, en een aantal rotsen (o.a. Chalreu y Xoceiro). Ook de grotere eilanden hebben een rotsachtig karakter; Sisarga Grande bestaat bijvoorbeeld uit een groot aantal kliffen. Op het zuidelijke deel van dit eiland is een klein strandje met een aanlegsteiger. In de oudheid stond hier een soort van vesting, die ter verdediging diende tegen de Noormannen.

De tweede groep bestaat uit weer twee eilandengroepen, Lobeira Grande en Lobeira Chica, veide  binnen de gemeente La Coruña. Het grootste eiland van de groep is Lobeira Grande, welke werd bewoond door vuurtorenwachters. Deze eilandjes waren het toneel van talloze schipbreuken.

Het eiland Tambo ligt in het midden van de Pontevedra, tegenover Marín. Het maakt deel uit van de gemeente Poyo. Het eiland heeft een ovale vorm en is bijna helemaal bedekt met bos, vooral eucalyptus. Het  bezit 2twee stranden in het noorden met drie kleine aanlegsteigers. In het zuiden heeft het een klein schiereiland waarop een oude vuurtoren staat.

>>Meer informatie

'Rural Muller', melkcoöperatie van boerinnen uit Galicië

In Galicië hebben de laatste jaren veel vrouwen de leiding gekregen over boerenbedrijven. Dat heeft te maken met de doorlopende daling van de melkprijs, die boeren ertoe aanzette om ander werk te gaan zoeken en hun vrouwen daardoor achterlieten met het vee. Inmiddels gaat het al om tussen de 4.000 en 4.500 melkveebedrijven. Die zijn nu samengegaan in een geheel eigen melkmerk, 'Rural Muller'.

Sinds het voorjaar 2016 is 'Rural Muller' (Galicisch voor 'Rurale Vrouw') te koop in het noordelijke Lugo en omstreken, maar het ligt in de planning om het merk de komende maanden in heel Spanje in de supermarkten aan te bieden. Hiermee willen de boerinnen zichtbaar worden en erkenning krijgen. Zoals Rosa Arcos namens de 'Federación de Asociacións de Mulleres Rurais de Galicia' (Fademur), zei tegen El País: 'Wij willen ons niet opsluiten in onze stallen. Daarom hebben dit symbolische merk nodig.' Ook economische onafhankelijkheid speelt daarbij een rol, want veel van deze 'vrouwelijke' melkveebedrijven staan nog alijd 'gewoon' op naam van de man.

Lage melkprijzen
Op 1 april 2015 de melkproduktie werd vrijgegeven zijn het de grote zuivelbedrijven, die bepalen wie er melk mag leveren en tegen welke prijs. Danone, het grootste Spaanse zuivelmerk, maakte daardoor in de eerste helft van 2016 een winstgroei door van 111,5%. Ook supermarkten profiteren van de lage melkprijs. Ondertussen gaat echter wel menig Galicische boer(in) ten onder omdat de produktie van melk meer kost dan dat ze opbrengt.

De prijs, die Galicische boerinnen vragen voor hun melk, is wel een stuk duurder dan andere merken, maar de boerinnen dat de consument gevoelig is voor een 'feministisch' imago. De Galicische vrouw heeft in Spanje faam als matriarch, als vrouwen die al een belangrijke rol speelden in het boerenleven toen vrouwen uit andere delen van Spanje tot slechts het huishouden veroordeeld waren. Vrouwen als Begoña Pardellas, die twee kinderen opvoedde terwijl ze haar koeien melkte, en bovendien drie bejaarden verzorgde.